Doet het iets met jou om terug te keren en voor te lezen in Houthalen-Helchteren?
Natuurlijk, het is de plaats waar ik vandaan kom. Mijn ouders en zus wonen nog in Houthalen. Het is de plek waar ik opgegroeid ben. Ik heb er heel veel jaren verbleven. Veel van mijn inspiratie in mijn werk heb ik gehaald uit de plaats waar ik opgegroeid ben. Het is altijd heel fijn om terug te komen. Ik ga ook vaak in de boekhandel in Houthalen voorlezen. Dan komt er ook veel volk luisteren. Dus ik voel wel dat er veel genegenheid is vanuit mijn geboortedorp.
Voel je jezelf ambassadeur voor Houthalen-Helchteren?
Ik vertel met veel plezier dat ik hier vandaan kom. Ik heb een hele fijne jeugd gehad. Het zal altijd een belangrijke plaats blijven voor mij. Iedereen hoort aan mij ook nog dat ik uit Limburg kom (lacht). Na 25 jaar Brussel kan ik dat nog altijd niet wegsteken. Ik ben er best fier op!
Op welke manier heeft Houthalen-Helchteren je geïnspireerd in je boeken?
Dat heeft heel veel te maken met de plek waar ik opgegroeid ben. Mijn vader Staf is kunstschilder, wat op zich al een enorme invloed heeft gehad op mij. Ik ben opgegroeid in een paradijselijke omgeving. Mijn vader heeft een hele grote tuin en we hadden dieren, heel veel groen, bos,... Ik kan alleen maar vaststellen dat het allemaal heel veel invloed heeft gehad op mijn werk. Een voorbeeld: bij ons thuis zaten veel vogels. In mijn werk komen vogels vaak terug (lacht). Ik zie nog vaak dingen van vroeger terug in mijn werk. Dat is niet bewust, je komt achteraf tot die vaststelling.
Hoe ben je eigenlijk begonnen als illustrator en auteur?
Ik ben al heel vroeg begonnen met strips te tekenen. Ik had als kind dyslexie, dus tekenen was een uitlaatklep. Een vader die schildert helpt natuurlijk ook. Tot mijn twintigste heb ik strips getekend. Dan ben ik bij kinderboeken beland en dat is een heel Limburgs verhaal. In de oude bibliotheek van Houthalen liep een tentoonstelling van Quentin Blake. Dat is de illustrator van Roald Dahl. Er werd een video afgespeeld waarin je hem aan het werk zag. Ik was helemaal van mijn sokken geblazen. Ik dacht: dat wil ik doen!
Iets later hoorde ik op de radio dat een illustrator in Bologna een grote prijs had gewonnen. Dat bleek Lieve Baeten te zijn, die in Zonhoven woonde. Dus ik ging langs bij haar en zij heeft mij toen op weg gezet. Bij haar zag ik dat je kon leven van het maken van prentenboeken. Dan ben ik eerst beginnen werken in opdracht van anderen. Stilaan ben ik eigen werk beginnen maken en zelf gaan schrijven. Vanaf 2000 ben ik zelf mijn boeken gaan schrijven. Nu schrijf ik alleen nog maar mijn eigen boeken.
Hebben je boeken meteen een goede respons teweeggebracht?
Mijn eerste boek in 2000, Blij met mij, heeft meteen een prijs gewonnen, de Boekenpluim. Geen slecht begin (lacht). Toen besefte ik dat ik niet de meest geschikte persoon ben om tekeningen te maken voor de verhalen van anderen. Ik moet zelf de inhoud kunnen bepalen. Dan gaan mijn tekeningen ook beter worden. Dat had ik meteen door en die prijs was een bevestiging. Daarna heeft het nog tot 2005 geduurd voor ik helemaal mijn draai gevonden heb. Het eerste boek waar ik het gevoel had dat alles samenkwam, was Wie rijdt?. Dat boek is in 20 talen vertaald en wordt nog altijd uitgegeven. Met Wie rijdt? ben ik internationaal doorgebroken.
Hoe zou je jouw tekenstijl omschrijven?
Eenvoudig, maar er is veel te zien. Mijn tekeningen zijn kleurrijk met veel humor. Toch probeer ik niet te uitbundig te zijn, want ik wil vermijden om karikaturen te maken. Ik vind het heel moeilijk te omschrijven. Mijn werk blijft evolueren. Veel mensen zeggen: "Leo, jouw werk is zo herkenbaar." Maar ik ben 10 jaar bezig geweest om een stijl te vinden, om mijn eigen stem te vinden. Ik denk dan: 3 boeken geleden zou ik het helemaal anders gedaan hebben. Ik probeer elk boek ook anders te maken. Maar blijkbaar heb ik een stijl die toch heel herkenbaar blijft.
Wat trekt je aan in het maken van kinderboeken?
Vooral de communicatie met je publiek. Ik heb heel lang gedacht dat ik een illustrator was: iemand anders maakt het verhaal en ik maak de tekeningen. Maar hoe langer hoe meer ben ik er achter gekomen dat het maken van de tekeningen niet het belangrijkste is. Het is een middel. Het belangrijkste wat ik wil doen is vertellen. Ik wil ideeën en emoties communiceren. Dat doe ik het liefst door middel van beelden, meer dan door tekst. Er zijn betere tekenaars en betere schrijvers. Maar ik denk dat in de combinatie van visueel vertellen met humor mijn kracht ligt.
Merk je die respons ook bij kinderen en ouders?
Ja, dat is heel mooi. Ik vind het belangrijk dat wat ik maak een reactie oproept. Ik krijg veel reacties van kinderen en ouders die mailen, brieven sturen of mij aanspreken. Dat ontroert mij ontzettend hard. Ze zijn mij altijd dankbaar en ze beleven veel plezier aan mijn boeken. Dat is als prentenboekenmaker, zoals ik mezelf noem, het enige compliment dat telt. Het gevoel dat je iets teweeg brengt bij diegene voor wie het bedoelt is. Ik wil kinderen doen lachen, ik vind humor heel belangrijk. Ik ben er nog altijd niet in geslaagd om een serieus boek te maken.
Het boek dat je gaat voorlezen op Vlaanderenleestdag is de Bril van Beer. Licht eens een tipje van de sluier.
Beer is zijn huis aan het opruimen op zoek naar iets. Op de volgende pagina zien we dat Beer zijn bril kwijt is. Wat Beer niet weet en de lezer wel is dat de bril op zijn hoofd staat. Dat is een voorbeeld van een spel dat ik heel graag speel: geef de kijker meer informatie dan het hoofdpersonage. Beer denkt dat hij zijn bril vergeten is bij zijn vriend Giraf. Hij gaat op weg om zijn bril te vinden. En onderweg ziet hij allerlei dieren die hij nog nooit gezien heeft... Het gaat over kijken en verbeelding.
Na het verhaal gaan we dan samen Beer tekenen. Sinds het uitgekomen is heb ik al verschillende lezingen van het boek gedaan. Ik ga ook nog naar Frankrijk en Duitsland om het boek voor te lezen. Ik vind het zelf een van de leukste boeken om voor te lezen omdat het zo interactief is.
Is er veel interactie met het publiek als je jouw boeken voorleest?
Ja, ik hou mij ook nooit aan de tekst in het boek als ik voorlees. Ik betrek de kinderen mee in het verhaal. Daar ben ik heel erg in gegroeid, vroeger was ik bang om dat te doen.
Naast je werk als auteur en illustrator van boeken heb je ook meegewerkt aan animatieseries. Hoe ben je daartoe gekomen en hoe verschilt dat proces van een boek maken?
Ik was er niet naar op zoek, maar het blijft me achtervolgen. Producenten zien mijn werk en zeggen: "Dat kunnen we animeren." Maar dat is niet zo eenvoudig. Intussen zijn er twee seizoenen gemaakt van Ziggy en de Zootram. Die serie is niet gebaseerd op een boek, maar wel op een idee van mij. Animatie is heel complex en ook heel duur. De kans dat het slaagt is heel klein. Maar het is gelukt. Ik heb meegewerkt als supervisor. Dat betekent dat ik alle scenario's nagelezen heb en de designs mee heb gemaakt en goedgekeurd. Ik ben daar een aantal jaren mee bezig geweest, het tweede seizoen ook mee geregisseerd.
Het is helemaal anders dan een boek maken. Ik ben boeken gaan schrijven om alles in de hand te hebben. Bij digitale animatie lukt dat niet. Het is zo moeilijk en er komen zo veel mensen bij kijken. Let op, het was een heel fijne ervaring. Maar ik heb gemerkt dat mijn eigen werk er onder ging lijden. Je bent ook minder creatief bezig. Hoe langer dat proces duurde, hoe meer ik voelde dat ik terug moest naar wat ik graag deed: boeken maken (lacht).
Onlangs zijn de rechten verkocht voor De lieve krokodil. Met Het huis van Harry zijn ze ook nog altijd bezig. Maar ik heb gezegd: “Doe maar, ik ga mezelf er niet meer te veel mee moeien.” Dat is moeilijk, want ik heb graag controle. Het valt gewoon niet meer te combineren. Op een bepaald moment moet je keuzes maken. Een animatiereeks goed opvolgen is meer dan een fulltime job. Een seizoen is 26 afleveringen. Dat zijn 26 scenario's. Per aflevering zijn er ook meerdere versies van elk scenario. Die moet je allemaal nalezen en commentaar op geven. Dan hebben we het nog niet over al de rest. Ik heb dat toch wat onderschat. Ik ben tevreden dat ik het gedaan heb. Maar je hebt niet alles in de hand. Mijn eigen werk wel. Dus ik ga focussen op boeken maken. Ook voor mijn eigen gemoedrust (lacht).
Hoe verloopt het proces van een boek te schrijven?
Ik maak ongeveer een boek per jaar. Ik ben helemaal niet productief. Dit jaar komt er geen boek uit omdat ik aan iets werk wat op heel veel vlakken anders zal zijn dan de mensen gewend zijn van mij. Ook voor mezelf. Dat boek verschijnt volgend jaar. Ik neem heel veel tijd om een boek te maken. Ik doe ook alles zelf. Het is een heel intensief en lang proces. Het duurt lang voor ik ergens tevreden over ben. Maar ik heb doorheen de jaren geleerd dat hoe meer tijd ik neem, hoe beter het wordt. En verrassend genoeg ook hoe beter het boek het doet (lacht). Ook internationaal.
Het is soms beangstigend, een jaar aan een boek werken. Daar zijn risico's aan verbonden. Maar het levert op lange termijn wel op. Bijna alle boeken die ik heb geschreven worden regelmatig nog herdrukt en opnieuw vertaald. Mijn boeken hebben een lang leven. Dat komt denk ik omdat ik er zolang over nagedacht heb. Of ik maak mezelf dat toch wijs (lacht).
Hoe teken je? Is dat nog op papier?
Absoluut! Ik schilder alles met de hand, daarom duurt het ook zo lang. Ik ben ongeveer een halfjaar bezig met het bedenken, schrijven en schetsen van het boek. De tweede helft van het jaar schilder ik dan de tekeningen.
Het is wel een luxe dat ik zoveel tijd kan nemen. Voor mijn nieuwe boek ga ik bijvoorbeeld met pen en inkt werken. Het is lang geleden dat ik dat nog gedaan heb. Ik heb al een half jaar nodig gehad om die techniek onder de knie te krijgen. Soms denk ik: "Waar ben ik mee bezig?". Maar ik heb ook nieuwe uitdagingen nodig, dat vind ik belangrijk. In elk nieuw boek probeer ik mezelf opnieuw uit te dagen. Als ik dan klaar ben met dat boek, denk ik: "Op deze manier wil ik nooit nog een boek maken." (lacht)
Je zei daarstraks dat je ook in andere landen lezingen doet. Wat staat er op de planning?
Ik ga dit jaar voor het eerst naar Schotland. Er staat ook een tournee in Engeland op het programma. Ook naar Frankrijk en Duitsland, zoals ik al zei. Internationaal leven mijn boeken wel. Zo zijn er intussen ook al 600 000 exemplaren in China verkocht. Dat is niet niks. Prijzen en vermeldingen helpen ook. Zo kreeg mijn boek ‘Aap op straat’ in 2019 van de New York Times de prijs voor het best geïllustreerde kinderboek, en in 2022 zette dezelfde krant ‘Het eiland van Olifant’ op de lijst van 10 beste prentenboeken. Dat geeft natuurlijk internationale weerklank. Ik heb zopas ook een Duitse prijs gewonnen met ‘Het Monstermeer’ bijvoorbeeld. Dat zijn dingen die je zelf niet voorziet, ik ben daar niet mee bezig als ik een boek maak. Je stuurt een boek de wereld in en het is elke keer opnieuw heel spannend om te zien wat er mee gebeurt. Wordt het opgepikt? Wordt het vertaald? Ik ben daar alleszins heel blij mee. Van de markt in Vlaanderen en Nederland kan je niet leven, die is te klein. Als prentenboekenmaker moet je een ruimere markt aanspreken. Beelden zijn dan ook universeel. Het is fijn om te zien dat mijn boeken in landen werken die een heel andere cultuur hebben.
Dus je volgende boek komt volgend jaar uit?
Ja, maar ik kan er nog niks over zeggen. Ik denk dat het behoorlijk verrassend gaat zijn. Maar ik weet nog niet wanneer het zal verschijnen. Dat is ook een moeilijkheid: hoe bekender je internationaal wordt, hoe meer je wordt uitgenodigd voor lezingen. De tijd vinden om thuis gewoon aan een boek te werken wordt alsmaar moeilijker (lacht). Ik ga er niet over klagen, het is heel fijn om te doen. Maar ik kan mijn werk niet zomaar overal meenemen zoals een schrijver. Dan moet ik sleuren met verftubes en penselen (lacht).
Over lezingen gesproken: we zien je op 23 april in de bib van Houthalen-Helchteren!
Ik kijk er naar uit!